Gelezen in De Tijd :
Geen zwemmer wil het meemaken. Vier jaar keihard trainen, om vervolgens het goud met een vingerlengte te missen. In een sport waar elk duizendste van een seconde telt, is de zoektocht naar innovatie big business.
Nationaal zwemcentrum De Tongelreep in Eindhoven, de thuisbasis van de Nederlandse zwemtop, is meer laboratorium dan zwembad. De vier trainingsbaden zijn voorzien van onderwatercamera’s en hypersensitieve meetapparatuur. In de computerkamer achter het zwembad worden videoanalyses gemaakt van de zwemtechniek. Daarnaast kan met behulp van het meest geavanceerde startanalysesysteem ter wereld de duikvlucht van de zwemmer tot in het kleinste detail geanalyseerd worden. Bij gebrek aan eigen centrum zijn de Belgische zwemtoppers er kind aan huis, maar ook verschillende bedrijven komen er nieuwe producten testen.
‘Het gaat heel ver’, zegt Ronald Gaastra, coach van de Belgische Olympische zwemmers Kimberly Buys en het 4x100 meter mannenteam.‘Ze kunnen zelfs bubbels en stroming creĆ«ren om te kijken hoe het water op de zwemmer reageert.’ Het Nederlandse zwemmen staat aan de wereldtop. Sinds de Spelen van Sydney in 2000 won het kleine Nederland negen gouden medailles in een mondiale sport. Bij de Spelen in Peking pakte de vrouwenploeg goud op de 4x100 meter. Datzelfde team pakte het afgelopen weekend opnieuw een zilveren medaille. En daar zal het mogelijk niet bij blijven. Met Ranomi Kromowidjojo heeft Nederland een potentiĆ«le kampioene op de 100 meter vrije slag in huis. Die plek aan de wereldtop dankt het land niet alleen aan zijn sportieve talent. In een sport waar elke duizendste van een seconde telt, is de Nederlandse zwembond constant op zoek naar hightech innovaties. Ook de concurrentie zit niet stil. De tijdswinst moet grotendeels komen uit verbeteringen in hydrodynamica - de watervariant van aerodynamica. Want in de zwemsport draait alles om weerstand. De dichtheid van water is 773 keer groter dan die van lucht, en de weerstand 100 keer groter. Zwemmers moeten dus harder werken dan lopers om vooruit te komen. Daarom doen zwemmers er alles aan om de weerstand zo veel mogelijk te beperken door onder de perfecte hoek te duiken of door een geavanceerd zwempak te gebruiken. In het Londense Aquatics Centre leveren niet alleen de zwemmers slag, ook de fabrikanten doen dat. De twee dominante spelers in zwemkledij zijn het Australische Speedo en het kleinere Italiaanse Arena. De strijd tussen Speedo en Arena leidde vier jaar geleden tot een badpakkenoorlog met verstrekkende gevolgen. Speedo lanceerde in 2008 de LZR Racer, een zwempak uit polyurethaan met extreem veel drijfvermogen. Het Speedo-pak bevoordeelde de krachtpatsers en verwees techniek naar de achtergrond. ‘Zwemmen was plots een sport voor bodybuilders. Op techniek hoefde je minder te letten, drijven deed je toch. Het was in elke discipline gewoon rammen’, stelt Gaastra. De nieuwe ‘haaienpakken’- waarbij het oppervlak de gestroomlijnde structuur van een haaienhuid kopieert - ontketenden een revolutie. Op het WK van 2009 werden 45 wereldrecords gezwommen. De internationale zwembond Fina besloot in te grijpen. Vanaf 2010 werden de polyurethaanpakken verboden. De gewone textielpakken mochten ook niet langer het hele lichaam bedekken. Bij vrouwen moet de rug van het zwempak open zijn. Daarnaast moet het zwempak boven de knie blijven. Daardoor voert techniek opnieuw de boventoon. De nieuwe regels hebben de jacht op materiaalinnovaties niet verminderd. In aanloop naar de Spelen in Londen lanceerde Speedo de Fast Skin 3 Racing System, Arena de Powerskin Carbon Pro. Die laatste lijkt als winnaar uit de strijd te komen. Het pak uit koolstofvezel zou het lichaam tot op een bepaald niveau indrukken, waardoor de zwemmer minder weerstand ondervindt. Zwemmers in een Arena-pak zouden tot twee tienden winst boeken. Meer dan een vingerlengte verschil tussen goud en zilver.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten